- afbreken
- {{afbreken}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [brekend losgaan] (se) casser2 [plotseling ophouden] s'arrêter netII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [door breken scheiden] détacher2 [plotseling doen ophouden] interrompre3 [slopen; afkraken] démolir♦voorbeelden:1 een draad afbreken • couper un filwoorden afbreken • couper des mots (en fin de ligne)een tak van de boom afbreken • arracher une branche d'arbre2 het afbreken • la rupture, l'interruption 〈 〈v.〉〉3 〈figuurlijk〉 de boel afbreken • casser la baraque
Deens-Russisch woordenboek. 2015.